Albums van de week Een ingewikkelde burgeroolorg in de hiphop tussen J Cole, Kendrick Lamar, Future en Drake lijkt alweer voorbij voordat die begonnen is. Jean-Guihen Queyras laat goed horen waarom de muziek van Dutilleux zo aantrekkelijk is.

Cellist Queyras sleept je mee in een betoog dat niet verslapt

De Franse componist Henri Dutilleux (1916-2013) was volgens de mensen die hem kenden een aimabel en bescheiden mens. Daarvan getuigt het handgeschreven briefje dat Jean-Guihen Queyras als beginnend cellist van de componist ontving: Dutilleux was hem dankbaar dat hij zijn muziek ‘speelde en verdedigde’. Ze zouden later diverse malen samenwerken, en Queyras blijft tot op de dag van vandaag een trouw voorvechter, zoals in deze overtuigende opname van het celloconcert Tout un monde lointain….

Daarin is goed te horen wat Dutilleuxs muziek zo aantrekkelijk maakt: een zwoele maar haarfijn uitgesponnen klankwereld, met creatieve geluidseffecten en melodieën die voortdurend in transformatie zijn. De componist was dol op de hoogste tonen van een cello en laat de cellist dan ook veelvuldig in dat topregister spelen – niet eenvoudig, wel prachtig. Zeker met zo’n volbloedige toon als die van Queyras.

Van dit vijfdelige celloconcert bestaan diverse opnamen, maar de opening klonk zelden zo pakkend en verhalend als hier. Queyras gromt in het stijgende motiefje, maar eenmaal bovenaan klinkt hij ineens vertwijfeld. Zijn zachte streek geeft haast een panfluitachtig timbre, voordat hij weer schichtig omlaag duikt. Zo sleept hij je meteen mee in een betoog dat tot het einde toe niet meer verslapt. En ook het slot speelt hij weer meesterlijk, met langzaam wegstervende oscillerende noten. Bij veel cellisten hoor je daarbij ook hun toon zwakker worden – zacht spelen is moeilijk – maar Queyras behoudt zelfs in zijn pianissimo’s een sterke intonatie. Bijna alsof hij helemaal niet zachter gaat spelen, maar gewoon in de verte wegsluipt.

Als luisteraar zit je sonisch gezien dicht op de actie. Het geluid op de cd is heel direct, de cello en het orkest lijken recht voor je te zitten. Het voordeel daarvan is dat je je bijna onderdeel waant van de muziek; het nadeel is dat het Luxembourg Philharmonic een tikje wollig kan aandoen en soms wat scherpte mist. Qua opnamegeluid dan, niet qua spel: laat dat maar over aan chef-dirigent Gustavo Gimeno, die tenslotte twaalf jaar percussionist was bij het Concertgebouworkest.

Gimeno leidt zijn musici met dezelfde precisie in het orkestwerk Métaboles. Let eens op de strak uitgevoerde dynamische wisselingen in het tweede deel, als Dutilleux ineens midden in een strijkersmelodie het volume drastisch omlaag gooit. In het ritmische derde deel hoor je de jazzinvloeden op Dutilleuxs muziek, én een knipoogje naar de 12-toonsmuziek van zijn tijdgenoten – een stroming waar hij zich nooit echt bij aansloot.

Feitelijk sloot hij zich nergens bij aan. Dutilleux had een heel eigen stem en bleef zichzelf voortdurend opnieuw uitvinden. Zo sympathiek als hij voor anderen was, zo hardvochtig was hij tegen zichzelf: zelden was hij tevreden over zijn eigen muziek. Veel van zijn vroegere werken trok hij later terug, en tijdens zijn lange leven publiceerde hij slechts een klein oeuvre bij elkaar. Een van zijn eerste erkende composities, de opwindende Eerste symfonie, besluit dit boeiende album.

www.nrc.nl